Ischa Swinnen (°1991) woont en werkt in Winksele. Hij heeft zijn Master in de
beeldende kunsten, fotografie behaald aan Sint-Lukas te Brussel. Zijn
fotografische praktijk omvat de traagheid en tactiliteit van analoge fotografie,
wat resulteert in stukken die de tijd condenseren of vergroten. Het werk van
Ischa Swinnen houdt zich bezig met het omzetten van het onzichtbare in een
zichtbare foto. Hiervoor maakt hij gebruik van grootformaat fotografie. Het
grote formaat laat toe hem toe om details te tonen die aan onze normale
waarneming ontsnappen. Door analoge fotografie als een ritueel te
beschouwen, gaat Swinnen vaak op pad voor lange fotografische
omzwervingen. Na een weloverwogen ontwikkelingsproces van de
lichtgevoelige film, tonen zijn foto’s zichzelf als donkere en verlaten beelden.
Zijn omzwervingen resulteren in foto’s die reflecteren hoe we onze omgeving
waarnemen.
Door de fotografische actie te verlengen tot tijdoverschrijdingen, keert Ischa
Swinnen één van de parameters ten grondslag liggen aan het medium om.
Een foto is altijd een compressie van tijd, zowel bij snelle fotografie als bij
fotografie met een lange belichtingstijd. Fotografie condenseert een
tijdspanne tot één enkel object. Door een indexicaliteit te gebruiken als
benadering van zijn onderwerpen, laat Ischa Swinnen fotografie ontsnappen aan de
lineaire tijd en verandert deze in perceptieve tijd.

“If your pictures aren’t good enough, you aren’t close enough” – Robert Capa

Ogenschijnlijk onveranderlijke rotsen, stenen en grotten komen vaak voor als raadselachtige objecten. Om deze beter te kunnen begrijpen ben ik ze daarom ook als onderwerp beginnen te gebruiken. Met dank aan hun onveranderlijkheid laten ze me ook toe om het medium fotografie zelf te onderzoeken. Met name dan vooral het tijdsgebonden aspect van fotografie. Maar zo laten ze me ook toe om na te denken over het langzame verloop van de tijd. Dit doen ze als stille waarnemers van de geschiedenis. Zo vertonen ze in hun geologische lagen sporen en littekens uit lang vervlogen tijden.

Net daarom maak ik gebruik van een analoge grootformaat camera zodat ik ze met de nodige eerbiedigheid kan capteren. De traagheid en tactiliteit van het analoge grootformaat laat me enerzijds toe om details te kunnen weergeven die ons anders zouden ontgaan. Maar de camera laat me ook toe om een realiteit weer te geven die wij anders niet zouden kunnen bevatten. De beelden die uit dit analoge ritueel resulteren tonen zichzelf ook als donkere en verlaten beelden. Zo reflecteren ze hoe ik onze omgeving waarneem.

Tijdens het maken van deze beelden stel ik mij telkens weer de vraag. Hoe zijn deze stenen in hier in godsnaam ontstaan? Tijdens mijn onderzoek om een antwoord te kunnen formuleren op deze vraag is gebleken dat ik niet de enigste ben. Doorheen de geschiedenis zijn er vele die getracht hebben om dit aan de hand van legendes en mythes te kunnen verklaren. En vaak had de Duivel er iets mee te maken.

Zo zou hij enkele van zijn bouwwerken in ruil voor een ziel tot ruïnes herleidt hebben doordat hij ze niet tijdig kon opleveren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Roc La Tour dat ook de naam van het château de Diable draagt. In Wanne, nabij Stavelot, ligt er dan weer een rots die de Duivel zou hebben achtergelaten nadat hij ontmoedigt zou zijn door een sluw plan van de heilige Sint-Remaclus. De Duivel was in eerste instantie  van plan om hiermee de abdij van Stavelot te verwoesten tijdens een viering. Deze rots staat gekend als de Faix du Diable, oftewel de Duivelslast.

De Pierre Haina zou volgens de inwoners van Wéris de stop zijn die een schact afsluit. Deze schacht zou op zijn beurt leiden naar een donkere, met sulfur gevulde krocht die beter bekend staat als de Hel. Om te voorkomen dat de Duivel nog langer een weg tot onze contreien had via deze schacht, besloten de Wérisiens om ieder jaar tijdens de herfstequinox deze “witte menhir” opnieuw te witten.

Het narratieve aspect van deze legendes hebben mij in staat gesteld om nieuwe strategieën te bedenken voor het in beeld brengen van deze rotsen.